Marte Jongbloed is auteur van o.a. ‘Gevangen in de stad’, ‘De Bouwbaas’, De (niet zo) rampzalige avonturen van Herre en Vinnie & Flos. Ze is sinds 2024 minister van Boeken in de klas.
Op een gezellige en ambitieuze pabo ben ik ‘docent taal & jeugdliteratuur’. Ik leer onze studenten hoe ze kinderen moeten leren lezen, schrijven en spellen, maar ik probeer vooral echte leesbevorderaars van ze te maken. Soms kost dat weinig moeite omdat de studenten goede herinneringen hebben aan de boeken die ze zelf als kind lazen. De opleiding op de pabo is voor hen een heerlijk excuus om weer jeugdboeken te mogen lezen zonder dat dat raar wordt gevonden. Maar er zijn ook studenten die eerlijk toegeven dat ze nooit lezen. Of heel weinig. En als ze lezen dan is het zeker geen kinderboek. En dat… is een groot probleem.
Kinderen in Nederland vinden het namelijk steeds moeilijker om teksten te begrijpen. We geven weliswaar het vak ‘begrijpend lezen’ maar dat zet duidelijk weinig zoden aan de dijk. Men heeft het over een leescrisis, maar wat ik in klassen zie noem ik een leesramp. Wetenschappers geven duidelijke adviezen over hoe we het tij kunnen keren. Het vak begrijpend lezen? Dat moeten we snel overboord gooien. In plaats daarvan kunnen we er beter voor zorgen dat in elke andere les wordt gelezen. De lesmethodes die vooral bestaan uit korte tekstjes en filmpjes kunnen we beter vervangen door langere non-fictieteksten, en spannende, ontroerende, interessante verhalen en gedichten. Die boeken over ridders, vulkanen, de prehistorie, of over oude schilders, leveren bijna alles wat nodig is binnen de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en beeldende kunst. En als we de leerlingen dan ook nog laten discussiëren en laten schrijven over wat ze hebben gelezen, dan werken ze tegelijkertijd ook nog eens aan hun taalvaardigheid en toetsen we meteen ook of ze hebben begrepen wat ze hebben gelezen. Begrijpend lezen 2.0
Of misschien 0.0, want toen ik nog op de basisschool zat, ging het precies zo. Mijn leerkrachten vertelden verhalen. Zo maar, uit hun hoofd. Of ze lazen een spannend boek voor dat ‘toevallig’ net ging over een onderwerp uit de geschiedenis- of aardrijkskundeles. In de klas bespraken we wat verschillende personages was overkomen. We dachten na over hoe het zou voelen om te vluchten naar een ver land. Of over wat je moet doen als je ineens ruzie hebt met je beste vriend. Je zou bijna denken dat het vak ‘burgerschap’ toen al op het rooster stond.
‘Nee, hoor, er stond niet veel op het rooster,’ zei een van mijn leraren die ik een paar jaar geleden op een reünie sprak. ‘We hadden veel meer vrijheid dan nu. We moesten zorgen dat jullie aan het eind van het jaar wisten wat je nodig had in het jaar daarna. Maar hoe we dat deden? Dat mochten we grotendeels zelf bepalen. Ik zou vandaag de dag niet meer willen lesgeven, want nu staat er van alles in het rooster en de kinderen lijken steeds minder te leren. Wij hadden nog tijd om jullie rustig te observeren en te leren kennen. Dat vond ik prettig, want alleen als je een kind ziet, weet je wat je in je les moet doen. Wij hadden ook nog veel tijd om voor te lezen. Dat waren de fijnste momenten van de dag, en dat vonden jullie ook!’
Wij hadden natuurlijk geen Netflix en geen mobiele telefoon. Het is heel begrijpelijk met al die snelle hapklare media dat het nu lastiger is om rustig langere tijd achter elkaar te lezen. Toch is het nodig. Ik moet mijn studenten weer aan het lezen krijgen, ook die studenten die er niet echt van houden. Ze moeten weten hoe ze welke (recente) jeugdboeken kunnen inzetten in de klas.
Heb jij goede herinneringen aan het (voor)lezen op de basisschool? Als meester of juf, of als leerling? Misschien ben jij zelf van een leeshater naar een leeslover gegaan? Mail me dan! In mijn volgende blog zal ik reageren op jullie berichtjes en vertellen hoe ik mijn pabostudenten (weer) aan het lezen probeer te krijgen.